Ontstaan van Brouwerij De Hoorn te Steenhuffel

Herberg De Hoorn.

De hofstede die later ‘De Hoorn’ zou worden genoemd, is reeds vroeg in de geschiedenis van Steenhuffel gedocumenteerd. In 1380 is ze eigendom van Peter Vander Smessen. In het cijnsboek van de hertog van Brabant wordt zijn goed omschreven als een huis met een hof, gelegen aan het kerkhof.

Omstreeks 1525 vermelden oude documenten de naam ‘De Hoorn’. Het is een herberg die wordt uitgebaat door Joos De Lichte. Maar wanneer Steenhuffel in het laatste kwart van de 16de eeuw met zwaar oorlogsgeweld krijgt af te rekenen, wordt De Hoorn in de as gelegd. Het zou enkele decennia duren eer de familie Mertens als nieuwe eigenaar de gebouwen heroprichtte. Een herberg was het in die periode evenwel niet. Rond 1700 werd De Hoorn bewoond door Urbaan Lecocq, een edelman. Hij verkocht het goed aan Andries Van Doorselaer en Joanna Van Accoleyen, die er uiteindelijk met brouwen zouden starten.

Van Doorselaer.

Andries Van Doorselaer en Joanna Van Accoleyen waren afkomstig van Malderen, waar ze in 1691 ook huwden. Hun gezin en bedrijf stichtten ze echter in het naburige Steenhuffel. Ten laatste in 1698 huurde Andries Van Doorselaer reeds een brouwerij aan de kerk. Maar wanneer hij in 1706 het tegenover gelegen huis De Hoorn kon kopen, zou hij een eigen brouwerij oprichten.

De ondernemingszin van Andries Van Doorselaer was in ieder geval niet te stuiten. Uit een beschrijving uit 1736 blijkt De Hoorn onderdak te bieden aan verschillende activiteiten. In de eerste plaats was het een landbouwbedrijf, met paarden, melkvee en graanteelt. Ook de herberg was opnieuw open. Niet enkel voor dorpelingen, maar ook voor reizigers die in de afspanning van paard konden wisselen. Voor de drankproductie tot slot waren er brouwketels en koelbakken, een stookinstallatie en ook een eigen mouteest, voor het kiemen van de brouwgerst en het drogen van de lokaal geteelde hop.

Brouwerij De Hoorn.

De dorpsbrouwerij in Steenhuffel heeft dus haar naam te danken aan een 500 jaar oude herberg. Eens de naam ‘De Hoorn’ gevestigd, werd die door de eeuwen heen voortgezet, telkens over het goed ter sprake kwam. Uit de eerste jaren van brouwerij De Hoorn bleven enkele schaarse documenten over de brouwactiviteiten bewaard. Zo blijkt uit een afrekening van accijnzen uit 1724, dat er brouwsels van 9 hl werden gemaakt. Doorgaans was dat ‘bruin’ bier. De brouwerij produceerde het grootste debiet van het dorp.

Ook op kasteel Diepenstein viel het bier van De Hoorn in de smaak. Volgens een kwitantie uit 1710 liet Theodoor Cornet dat jaar een ton ‘half bier’ en een ton ‘goed bier’ leveren. In de jaren daarop bestelde Cornet nog regelmatig bier voor de werklieden op het kasteel, voor de plaatselijke schuttersgilde bij hun patroonsfeest of voor de jagers op de naamdag van Sint-Hubertus.

In 1720 besloot graaf van Maldeghem ingrijpende verbouwingswerken aan zijn kasteeldomein Diepenstein uit te voeren. Een oude verdedigingstoren ging tegen de vlakte en nieuwe toegangsbrug verrees tussen het neerhof en het kasteel. De metsers en steenhouwers hadden volgens een oude traditie recht op een dagrantsoen bier. Rentmeester Theodoor Cornet liet daarvoor ruim 4.000 liter bier uit De Hoorn aanrukken.


In 2014 herstelde Palm Belgian Craft Brewers de 300 jaar oude dorpsbrouwerij in al haar glorie. Een microbrouwerij waar geëxperimenteerd wordt met kruiden, hop, fruit en hout kreeg de naam De Hoorn. Men maakt er proefbrouwsels van om en bij de 1.000 liter, precies de inhoud van de vroegste brouwinstallatie.